zaterdag 23 november 2013

Onderzoek naar taalattitude


Het lag voor de hand dat ik bij enkele kinderen, waar ik af en toe op pas als de ouders een avondje uit zijn, de enquête zou afnemen.
R een taalvaardig meisje uit het 6de leerjaar, dat op school prachtige cijfers haalt, stemde enthousiast toe om na haar dansles de enquête af te nemen. Toen we van start gingen verwoordde R dat ze het wel een moeilijke opdracht vond. Ik liet haar spontaan de opname opnieuw horen. Ik vertelde haar ook dat ze geen fout antwoord kon geven. Dat was voor R een duidelijke geruststelling.
Ze vond de dialectische opname onbegrijpelijk, te mompelend en de vragen heel gek. Ze vond het niet zo leuk.
Mijn interpretatie was dat de enquête voor een kleuter nog veel moeilijker zou zijn.  Maar toen ik bij A een meisje uit de 3de kleuterklas meteen met de deur in huis viel, moest ik al gauw mijn mening herzien. A gaf prompt een antwoord op de verschillende vragen. Toen ik achteraf wou checken of A de dialectische opname wel echt begrepen had vond ik het bijzonder grappig hoe ze de link maakte met haar grootouders die ook dialect praten en in een groot huis wonen dus mijnheer dialect woonde volgens A in een groot huis. 
Ik hoefde ook de jongen N uit het 2de leerjaar helemaal niet gerust te stellen. De antwoorden floepten er zonder blikken of blozen uit. Voor N was ook de dialectische man geen bezwaar en kwam hem vertrouwd voor omdat hij zelf in Oudenaarde woont en thuis ook vaak dialect spreekt.

Taalattitudes bij kinderen


Voor het vak taalvaardigheden was het de bedoeling dat we drie enquêtes afnamen. Ik kreeg de opdracht om een enquête af te nemen bij een meisje uit de 3de kleuterklas, een jongen uit het 2de  leerjaar en een meisje uit het 6de leerjaar.
De kinderen kregen een foto te zien van een winterlandschap. De kinderen kregen ook drie mannenstemmen te horen. Een man sprak in het Algemeen Nederlands, een man sprak in tussentaal en een man sprak dialect. De kinderen moesten nadat ze de drie stemmen gehoord hadden een aantal vragen oplossen. Er was geen juist of fout antwoord.
  1. Wie van de drie is een meester?
  2. Wie van de drie woont in een groot huis?
  3. Wie van de drie heeft zwarte schoenen aan?
  4. Wie van de drie helpt graag andere mensen? (niet voor het kind uit de derde kleuterklas)
  5. Wie van de drie heeft veel vrienden? (niet voor het kind uit de derde kleuterklas)

Het was voor mij interessant om de verschillende reacties van de kinderen te observeren. Ik vond het een boeiende opdracht. Ik vond het verassend om te horen dat het jongste kind bij de enquête er geen probleem van maakte dat er dialect gesproken werd.