Het lag voor
de hand dat ik bij enkele kinderen, waar ik af en toe op pas als de ouders een
avondje uit zijn, de enquête zou afnemen.
R een taalvaardig
meisje uit het 6de leerjaar, dat op school prachtige cijfers haalt,
stemde enthousiast toe om na haar dansles de enquête af te nemen. Toen we van
start gingen verwoordde R dat ze het wel een moeilijke opdracht vond. Ik liet
haar spontaan de opname opnieuw horen. Ik vertelde haar ook dat ze geen fout
antwoord kon geven. Dat was voor R een duidelijke geruststelling.
Ze vond de
dialectische opname onbegrijpelijk, te mompelend en de vragen heel gek. Ze vond
het niet zo leuk.
Mijn
interpretatie was dat de enquête voor een kleuter nog veel moeilijker zou
zijn. Maar toen ik bij A een meisje uit
de 3de kleuterklas meteen met de deur in huis viel, moest ik al gauw
mijn mening herzien. A gaf prompt een antwoord op de verschillende vragen. Toen
ik achteraf wou checken of A de dialectische opname wel echt begrepen had vond
ik het bijzonder grappig hoe ze de link maakte met haar grootouders die ook
dialect praten en in een groot huis wonen dus mijnheer dialect woonde volgens
A in een groot huis.
Ik hoefde ook
de jongen N uit het 2de leerjaar helemaal niet gerust te stellen. De
antwoorden floepten er zonder blikken of blozen uit. Voor N was ook de
dialectische man geen bezwaar en kwam hem vertrouwd voor omdat hij zelf in
Oudenaarde woont en thuis ook vaak dialect spreekt.